De regen tikt tegen de ramen van mijn atelier maar binnen schijnt de zon. Ideaal voor het schrijven van een vakantieverhaaltje.
Mijn lichaam had gesmeekt om dat beetje rust dat ik op Gran Canaria zeker zou vinden. Het beeld van een hotel met alles erop en eraan had me doen hunkeren. Ik zou reisbegeleiders uit de weg gaan. Geen toffe uitstapjes voor mij. Het enige dat ik zou doen was braden als een kip. In een ligstoel, bij een zwembad. Ik zou alleen opstaan om een cocktail te gaan halen, en verder de eeuwen slaap die ik tekort kwam proberen in te halen. Veel had ik dus niet bij: een bikini, magazines en toiletgerief. Goedbedoelde verzoekjes van anderen om volgend jaar samen op vakantie te gaan sloeg ik al bij voorbaat af. Ik was geen mens om samen op vakantie te gaan. Ik was een mens van ik alleen in de zon.
Mijn kamer was niet groot maar het zwembad was perfect. Mijn kleine teen vertelde me dat het water aan de koude kant was, maar ik was sowieso niet van plan om erin te gaan. Plaats genoeg rond het zwembad. Ik ging liggen en viel in slaap. Zo zalig eenvoudig kan het leven zijn. Geen idee hoeveel later, werd ik gewekt door brutaal gekuch. ‘Mag ik je een cocktail aanbieden?’
Het was het soort vrijgevigheid dat nogal gemakkelijk is in een all inclusive hotel. Ik sloot dus mijn ogen en probeerde verder te slapen. Door mijn wimpers heen zag ik een slanke, gebruinde man naar de bar lopen.
Kort daarna zette hij het roze drankje naast me neer en wees naar mijn schouders. ‘Je moet je insmeren, je verbrandt. Zal ik?’
Ik gunde hem geen blik waardig. Als ik wou verbranden, dan verbrandde ik. Dat recht had ik tenslotte wel.
De man verdween en liet de cocktail bij me achter. Een man naar mijn hart.
Omdat ik al even niet gegeten had, steeg de cocktail snel naar mijn hoofd. Ik merkte dan ook niet onmiddellijk het gezin op dat naast me was komen zitten.
‘Kom Sammy, doe je zwembandjes om,’ zei de papa.
Maar Sammy moest van geen zwembandjes weten. Hij krijste eerst de boel bij mekaar en kreeg een trillip toen ik hem een boze blik toewierp.
Uiteindelijk vond de mama dat hij geen zwembandjes nodig had, wat ik ronduit onverantwoord vond.
De sfeer veranderde op slag. Er werd een waterpistool gevuld en in mijn gezicht geledigd.
‘Kinderen,’ grinnikte de mama.
Ik smeet mijn cocktail in haar gezicht.
De rest van de namiddag sliep ik voortreffelijk.
Het was mijn volle blaas die me verzocht om op te staan. Omdat ik niet tegendraads ben, deed ik het. Meteen voelde ik het branden van mijn huid.
In de badkamerspiegel zag ik een roze vrouw. Mijn hele lijf prikte. Mijn rug deed pijn. Net daar waar ik niet bij kon.
Ik keek uit het raam, speurend naar de man van de cocktail. Hij zou me wel kunnen insmeren. Maar geen spoor van hem te zien. Waar zijn de anderen als je ze nodig hebt?