Met haar zachte vingertoppen
slaat de herfst in mijn gezicht
Een boomblad zwaait nog even
trekt dan naar de grond en zinkt
Wij zouden drinken van de zomer!
ons voeden aan oneindigheid
Verblind zagen we geen einde komen
plots was daar wel dat nieuw begin
dat van het daglicht van september
van spinrag en van boekentassen
en van de dag die nauwer wordt
maar waar wij wel nog net in passen