Wanneer ik hardend weer niet plooien kan
en hardnekkig ben en kraak
liever de krekel uit mijn schedel ban
en ik het mier zijn sterk bewaak
Hoe onverbiddelijkheid zich mortelt
zoals een weg die zich verplicht
zoals een steen die je verplettert
door haar zwaarmoedige gewicht
Ik dan de kneuzing weer laat hechten
zelfs ook de kracht zie van een steen
het me maar toelaat om te schromen
soms ben ik lief en soms gemeen
En ik weer zing wanneer het bloesemt
en ook de zwaluw weer herken
en dan verward durf toe te geven
dat ik ook maar ben wie ik ben