‘Kom je er niet bij?’ vroeg Kikker. ‘Het water is niet meer zo koud.’
Dat was gelogen. Al wist Flavie dat het voor Kikker geen leugen was, voor hem was het water prima, maar voor haar was het te koud. Toch ging ze in de tobbe zitten om hem plezier te doen.
‘Jammer dat je zo groot bent,’ zei Kikker. ‘Anders konden we een wedstrijdje zwemmen.’
‘Ik kan niet zwemmen.’
‘Jammer dat je zo groot bent,’ zei Kikker. ‘Anders leerde ik je zwemmen.’
Flavie vond het ook jammer dat ze zo groot was, veel liever bleef ze voor altijd klein.
‘Wees niet zo droevig,’ zei Kikker na een tijdje. ‘Van droevig zijn word je groen.’
‘Ben jij weleens droevig?’
‘Nee, nooit. Ik ben groen omdat ik een kikker ben, maar dat is wat anders.’
(fragmentje uit “Achter de deur die niet opengaat”, het boek verschijnt heel binnenkort)