Er was een hond die blafte, toen ze de deur achter zich dichttrok. Er werden gordijnen opzij geschoven, maar er was niemand die wuifde. Zij droeg niet eens een handtas, maar ze liep met rechte rug. Nochtans was er niet zoveel om zich aan recht te houden. Dus, eigenlijk leek dat zinloos.
Of ze onder de grond gelukkiger zou zijn betwijfelde ze, maar het leek haar niet beter of slechter om dat toch te doen.
Soms helpt het om je instinct te gebruiken, ze ontdekte een gat en ging er als een bolletje in liggen.Daarna groef ze met geklauwde handen tot het gat een gang werd. Het gaf haar meer bewegingsvrijheid dan ze ooit had gekend.
Het duurde lang, vermoedelijk meerdere dagen voor ze ontdekte dat ze niet de enige was die ervoor gekozen had om het daglicht niet meer te zien. Toch schrok ze niet toen hij tegen haar aanbotste. Zo moest het zijn, haar leven was eenvoudig geworden.
Zozeer hadden ze de geluiden van de wereld gehaat dat hun oren al snel begonnen te krimpen. Onder de grond waren geen bussen die stopten – daarna weer vertrokken. Geen tikkende verwarming, geen zoemende lampen.
Al snel wenden hun ogen aan de duisternis, alsof ze het hun leven lang al zo gewoon waren. Ofwel hadden ze er gewoon naar gesnakt.
Zijn huid werd zacht en zwart. Soms kon ze niet aan de verleiding weerstaan om tegen hem aan te kruipen, dan duwde hij haar weg met zijn handen die steeds breder werden.
Later werd ook haar huid zacht en zwart en kon hij er niet aan weerstaan om tegen haar aan te kruipen. Dan klemde ze haar brede handen stevig om hem heen.
Ze leefden drie jaar, zelfs voor een mol is dat niet zo lang, maar ze waren gelukkig. Uiteindelijk is het dat waar het om draait.