Vroeger werkte ik in het Afrika Museum, op het secretariaat van de afdeling Archeologie en Prehistorie. Ik was er, behalve secretaresse, vooral manusje-van-alles (en dat is best een leuke job!). Ik zorgde er voor brieven, fotokopieƫn, koffie of een babbeltje. En ik hield ervan te verdwalen tussen de pijlpunten, de potscherven en de stukjes skelet. Er hing een sfeer die me inspireerde.
Onlangs sloot het museum voor renovatie, daarna opende het weer, zoals dat gaat.
Er is best veel veranderd, en dat was ook nodig. Maar het deel dat me altijd het meest intrigeerde is gebleven. Het zijn de potten met dieren op sterk water. Vissen, schildpadden, hagedissen, vleermuizen,… Een beetje zielig wel, maar het heeft ook zoveel weg van een heksenkeuken. En heksen hebben die dingen gewoon nodig in hun recepten (neem drie kikkerogen, de tongpunt van een hagedis en een handvol teennagels van een vleermuis).
Weer thuis begon ik zeewezens in potten te tekenen. Zo kwam er al snel het basisidee voor “De willekeur van water”. Twee verliefde zeewezens worden gevangen door piraten en doorverkocht. Zo belanden ze in potten naast elkaar in een rariteitenkabinet. Het verhaal loopt niet goed af, want die dingen lopen nu eenmaal niet goed af. Maar er gaat wel een bepaalde poĆ«zie vanuit die ik probeerde weer te geven.