Dagelijks schrijven en niet wachten op inspiratie, dat is de tip die ik meestal geef aan cursisten in een schrijfcursus. Daarbij geef ik ook schrijfoefeningen, want voor wie regelmatig wil schrijven, kan een oefening zo nu en dan wel helpen.
Gisteren nog, sloot ik in gedachten twee totaal verschillende mensen uit mijn omgeving op in hetzelfde kantoor.
Zoiets zou ik natuurlijk nooit echt doen, maar als oefening werkte het wel. Zo kwam ik tot het stukje hieronder. Misschien heb je zelf ook wel zin om deze oefening te proberen?
Zijn rug, die eerst kaarsrecht was, zakt langzaam in. Als een smeltende kaars. Hoe zij rond hem cirkelt, lijkt hij niet te zien. Zij is de mot die rond het licht vliegt.
Als ze hem aanraakt, schrikt ze.
‘Waarom zit je daar zo?’ vraagt ze.
Hij haalt zijn schouders op.
‘Waarom doe je niets?’
‘We kunnen niets doen, we moeten wachten.’
‘We zitten hier. In een lokaal zonder telefoon. Wij hebben geen telefoon! En we moeten wachten?’
Weer die schouders, als twee stompjes was. ‘We moeten wachten, want we hebben geen telefoon en hier is geen telefoon.’
‘En als we verhongeren?’
Hij opent zijn rugzak, neemt er een brooddoos uit en biedt haar een boterham aan.
Zij schudt het hoofd en gaat zitten. Opgebrand.