Gekleed in witte veren
met badschuimschoenen aan
zoek ik naar een plek
waar ik naartoe kan gaan
Waar bomen kwetsbaar strelen
mijn pad met mos bekleed
waar wolken tussen hoofden wonen
de bakstenen van wol
en ramen van satijn
Waar ik niet bang moet zijn
een misstap te betreden
om op mijn bek te gaan
tegen de lamp te knallen
een plek waarvan ik weet
dat ik er zacht kan vallen