Schrijven en tekenen zijn voor mij vaak pogingen om een beetje meer grip te krijgen op de wereld rondom en binnenin. Soms volgt er daar een publicatie op, vaak ook niet.
De laatste jaren werd ik regelmatig geplaagd door angsten. Kleine dingen, die wel lastig kunnen zijn. Er is best veel waar ik bang van kan worden: honden, gesloten kamers, te veel licht, harde geluiden, aanhoudende geluiden, sterke geuren, te veel mensen, te volle treinen.
Ik schreef erover, ik tekende erbij, verzamelde in schriftjes, dan in dozen. Soms denk ik: misschien is dit toch wel herkenbaar voor anderen, maar als ik ernaar terugkijk blijkt het veel kleiner dan ik het me herinnerde. En soms schrijf je zo’n stukje dat als een soort magneet werkt. Het zuigt andere delen naar zich toe, bundelt en wordt zo groter. Op die manier ontstond onlangs de dichtbundel “Waar de monsters nu naartoe zijn”.
Die bundel trok op zijn beurt drie kinderverhalen aan. Verhalen die ook gaan over overprikkeling, bang zijn, zoeken naar jezelf. Thema’s die ook voor kinderen herkenbaar zijn.
Samen vormen deze drie verhalen een kleurrijk boekje met 75 geïllustreerde bladzijden. Het krijgt de titel “Waar de wolven nu naartoe zijn”.
In dezelfde reeks en in hetzelfde thema volgt nog een novelle, hierover binnenkort meer.
Op de foto zie je de drukproef van het nieuwe boek, het “echte” komt eraan (want wolven lopen snel).