In nachten vol van zorgen
zag ik hun tanden weer
De winter had hen scherp gemaakt
het harig vel op knokenbed
omsingelden mij toen ik
heel even niet had opgelet
Miste de moed om sterk te zijn
ik zag geen vlucht meer
kon niet schuilen
Omdat ik ook maar mens kan zijn
begon ik luid te huilen
Ik huilde en zij huilden mee
zij renden en ik rende
er kwam dat krachtig zijn in mij
dat ik tot dan niet kende
Hun schaduw had mij altijd al
wat verder weggejaagd
maar wie zij werkelijk waren
had ik mij nog nooit afgevraagd
Streel ik de ruwe haren
probeer te leren kennen
voel dat zij ook wel menselijk zijn
en ik ook wolvig ben en
in nachten vol van angstig zijn
zal ik weer met hen rennen