Hij hield niet van zijn naam
Iemand lachte hem uit
Dan zwijg ik maar
dacht hij nu
ik zeg mijn naam niet meer
Als iemand vraagt
dan zwijg ik
Als zij hun vraag herhalen
dan zwijg ik nog een keer
Verdween toen in een gaatje
een kiertje tussenin
Uitlachen maakt je kleiner
dan pas je daar net in
De gangen die hij tegenkwam
waren donker
smal en lang
Omdat hij alleen weg wou zijn
maakte het hem niet bang
Overal waren er ogen
als iedereen die je ziet
Maar vragen zij mijn naam
dacht hij
dan zeg ik die echt niet
Eén paar ogen bekeek hem
toonde zoveel verdriet
En hij stopte daar en vroeg toen:
Ik ken je helemaal niet
maar je lijkt me zo te treuren
jij lijkt me zo alleen
ik denk dat ik die kant uit loop
moet jij daar soms ook heen?
De ogen stapten voorwaarts
werden zo een gezicht
van een heel aardig meisje
in bijna geen daglicht
Dus zij stapten samen verder
toen het meisje hem zei:
wil jij meer van me weten?
ik ben niemand nu
en jij?
Ik ook, zei hij
maar dacht wel
misschien klopt dat toch niet
ik wil mijn naam niet zeggen
maar ik wil wel dat je me ziet
Het was donkerder
maar warmer
Liepen zij verder samen
zij spraken over alles
maar niet over hun namen
Toen zij wat gingen zitten
om het donker in te staren
Zei hij: dat wist ik niet
dat er zoals ik ben
nog andere kinderen waren
Hij kroop weer uit zijn schuilplaats
nam eerst afscheid van haar
Ik ben Jens
zei hij toen langzaam
Maar dat is toch niet raar!
Zelf heet ik Adelinde
zei ook zij nu langzaam
Weet je wat, Adelinde
ik hou veel van jouw naam