Waren wij ratten op een schip
door overvloed verlaten
Wij samen
maar wel ver van huis
Geen deur maar
ook geen vaste grond
Een zee van plagen
onder ons
nam zelfs ons roeien mee
Een wind vol drank die dubbel zag
scheurde het zeil in twee
Hielden ons vast aan elk van ons
Alsof we één rat konden zijn
Dat was de kapitein
Verlieten wij zinkende boot
maar werden zo wel groot