Was zij blauwe gazelle
die graasde in mijn zijn
trok zij met zachte lippen
mijn weifel weg
en ook mijn pijn
Geruisloos, haast onzichtbaar
zag ik haar niet en werd zo kwaad
Ik zocht naar haar
vond haar
te stil
Richtte om meer te horen
Pas toen ik haar ook raakte
vertrok ze met een gil
Geluk is een gazelle
haar kleur is van geen tel
zolang ze graast hoor je haar niet
Pas als ze je verlaat
Pas dan
hoor je haar wel.
(Naar Jacques Prévert:
“On reconnaÎt le bonheur au bruit qu’il fait quand il s’ en va”)