Een merel
stelt zijn zwarte vragen
aan lucht vol zonneschijn
Die straal na straal terugtrekt,
plots moet hij ergens anders zijn
En met zijn zwarte veren
oranjegeel het bekje
vliegt hij de zon zo na
tot achter
- of nog verder dan -
het allerlaatste hekje
Blijft hemel achter
met zijn tranen
met wolkenwol als vel
Alleen het kind luistert ernaar
vult emmers voor zijn spel
Spatte zijn spelen om zich heen
zodat de zon weer mee wou doen
het wolkenkleed weer helder scheen
(De merel bleef achter het hekje
een merelliefje zwart en geel
zoent immermeer zijn bekje)