‘Het is makkelijk om te zeggen dat iets mooi is. Maar probeer te verwoorden waarom je het mooi vindt. Als je daar de vinger op kan leggen wordt het voor jezelf ook bruikbaar.’ Althans, dat verkondig ik tijdens mijn schrijfcursussen. En ik geloof daar ook in. Al weet ik wel dat dat niet zomaar wil zeggen dat het je zal lukken om al die mooie dingen zelf te doen.
Ik luister naar George Brassens tijdens het schilderen. De muziek vraagt mijn volledige aandacht. Ik ga zitten en luister. Wat mooi, kan ik alleen maar denken.
‘Wat vind je mooi?’ vraagt de schrijfjuf in mij.
Ik neem pen en papier om de delen op te schrijven die ik mooi vind. Ongeveer de volledige tekst.
Brassens zingt strak, ritmisch. Hij lispelt een beetje. Ik hou ervan als zangers zingen zoals ze spreken. Zonder opsmuk. Een lied als een boodschap, een brief. Een brief in een leesbaar, herkenbaar handschrift. Niet in kleurtjes geschreven, zonder stickers of tekeningetjes.
Was het zachter, ik zou het teder noemen.
Was het minder ingehouden, dan noemde ik het passioneel.
Was het minder toegankelijk, dan was het intelligent.
Nu jaag ik de schrijfjuf weg en ik hou het bij mooi.