Mijn man vond een oud Bontempi orgeltje in de kelder van zijn ouders.
Hij gaf het me en zei: ‘Het is wel vals.’
En ik dacht: Iedereen is vals
wanneer dat nodig lijkt.
Ik stak de stekker in en drukte op het F akkoord, omdat ik dat een mooi akkoord vind.
Er kwam een oude dame uit het orgeltje. Haar rolstoel werd door een zuster tot bij een vijver geduwd.
Ze ziet niet meer veel
in haar oog blinken zwanen
ze zit bij het water
de zon zoekt haar wang
In de verte wat kinderen
dichtbij haar gesnater
de zuster komt later
ze zit hier al lang
Het kind in haar keel
roept haar moeder, haar vader
Ze zit hier alleen
en alleen maakt haar bang
Nu ziet ze geen kinderen
ze ziet weer soldaten
haar vader die kwaad is
en angst voor een man
Een hand op haar hand
dat liedje van jaren
zacht zingen ze samen
toch smaakt het wat wrang