Klein verhaaltje dat in me opkwam toen ik de passer van mijn zoon zag:
’s Nachts stak hij zijn zus met een passerpunt. ’s Morgens poetste hij zijn tanden drie minuten met een zandloper.
‘Wees een goede leerling,’ zei zijn moeder als hij naar school vertrok. Altijd zei ze dat, en altijd veegde ze even over zijn mondhoeken die nooit vuil waren.
En hij was de beste leerling die hij kon zijn. Stak zijn vinger op bij elke vraag, raapte de gom op van zijn klasgenoot en waste het bord met nat. Daarna klopte hij de borstels uit, ook als die nooit echt vuil waren.
‘Jij bent maar een schrikkepiet,’ riep Gust hem over zijn schouder toe. Gust die weer straf schreef, zoals elke dag, en dat was zijn eigen dikke schuld.
En toen zei Lisa het ook, dat hij een schrikkepiet was.
Naar Lisa luisterde hij wel, omdat hij haar graag mocht. Dus moest hij het bewijzen, dat ze zich vreselijk vergiste als ze niet inzag hoe perfect hij wel was.
Daarom prikte hij Lisa. Met zijn passerpunt, in haar knie, door haar broekkous heen.
‘Wel heb je ooit!’ schreeuwde juf Els, die net op dat moment toekeek.
Ze schreef een nota in zijn agenda en pakte zijn passer af.
Zijn moeder had gehuild en zijn zus zeer goed geslapen, die nacht.
’s Morgens liet hij het zand uit de zandloper lopen. En dat was nog maar een begin.