Niet bang zijn. Niet wenen. Het is wel veilig hier.
Ik proef de bloedkorstjes op mijn knieën en bijt erin. Het is te warm om hier te ademen. De lucht door het spleetje is fris. Ik steek mijn neus erdoor, dat durf ik. Mijn neus, zonder de rest van mijn gezicht. Kijken vind ik doodeng. Er woont een geest in mijn kamer. Ze lijkt op een mama en ik zie haar in het donker staan. Haar gezicht geeft licht en ze lacht naar me. Ze staat groot voor mijn bed.
Ik durf niet te kijken.
Mijn voet of mijn hoofd? Het is te warm om te slapen. Het helpt om mijn voet naar buiten te steken. Soms doe ik dat per ongeluk. Maar geesten kunnen kietelen.
Voorzichtig steek ik mijn hoofd naar boven.
Niet bang zijn, misschien is ze weg.
Met één oog open zie ik haar niet. Waar staat ze meestal ook alweer?
Aan de zijkant van het rolluik, waar licht door schijnt.
Haar ogen!
Zag ze mij?
Ik wil onder de lakens kruipen, helemaal weg. Maar ik kan niet bewegen.
Ze kijkt.
Mijn mond gaat open.
De stappen op de trap zijn boos.
Wat heb ik gedaan?
Het licht schijnt geel uit de hal. Ik zie haar niet meer. Maar is ze wel weg?
Op 27 februari geef ik een workshop rond griezelverhalen. Kijk bij “Agenda” voor meer info.