Wat begon als een korte elektriciteitspanne, bleek na 24 uur nog niet opgelost. Mensen kwamen op straat om hun verontwaardiging uit te schreeuwen.
Maar hij bleef binnen, smeerde zich vier dikke boterhammen met bosbessenconfituur en at in het donker.
Buiten stierven de stemmen weg, mensen leken te verdwijnen. Elektriciteit was er nog steeds niet.
Toen al de voorraden op waren, trok Nicolae de rolluiken weer op. Buiten was er niemand en doornige planten waren tot tegen de ramen gegroeid.
De lucht voelde fris aan toen hij de deur voorzichtig opende. Een licht gevoel tintelde achter zijn ogen. De wereld trok hem buiten. Nog nooit was er zoveel weelde geweest: brandnetel, kleefkruid, zevenblad en weegbree.
Hij had een vuur gemaakt, midden in de woonkamer, en terwijl de soep kookte, sloot hij zijn ogen. Alsof hij, zonder het te weten, gestorven was en wakker werd in de hemel.
Hij werd vrienden met het leven rondom hem, hij observeerde en kopieerde. Zo liet hij een warme vacht groeien, net zoals hij het mollen, ratten en konijnen zag doen. De koude kon hem niet meer deren en de felle zon ook niet.
De Aarde was al twee maal rond de Zon gedraaid, en het leven ging zijn gang.
Soms miste Nicolae wel die ander. Die ander die er voor hem nooit geweest was maar die wel in zijn dromen leefde.
Omdat hij in dromen geloofde, had hij zijn droom in een ketel gestopt. Die had hij op het nasmeulende vuur gezet. Het beetje warmte dat het nog gaf had de droom doen uitzetten. Bij het optillen van het deksel, stapte er een vrouw uit de ketel.
Ze schrok zichtbaar toen ze Nicolae zag, maar hij gaf haar tijd.
Hij had een vacht, maar die was zacht. Als ze genoeg tijd zou nemen om verder te kijken dan wat ze zag, zou het wel goed komen.
‘Eet me niet op,’ bibberde ze.
Hij schudde het hoofd.
‘Ben je een mens?’ vroeg ze nadat ze enige tijd naar hem gekeken had.
‘Mijn naam is Nicolae.’ Hij sprak zacht om haar niet bang te maken.
Toen ging ze bij hem zitten.
Hij verzon haar de naam Manuela en zij stemde toe. Of ze ook een vacht zou laten groeien, vroeg ze.
Dat wou hij liever niet, maar omdat hij wist dat het haar zou beschermen, stemde ook hij toe.
Toen ze genoeg op elkaar leken, werd zij verliefd op hem.
Liefde is mooi, gewikkeld in bloemen en bladeren. Zoals elke liefde kende ook de hunne angels en doorns, maar hun vacht deed haar werk.
Op een dag sprong het licht weer aan, toen sloten ze hun ogen, en ze leefden nog lang en gelukkig.