Mijn lijf is een boek
over een reus met verdriet
Een boek zonder prenten
veel kleur is er niet
Mijn buik is gevuld
met de buik van een reus
Mijn hoofd is zijn kop ook
zijn neus is mijn neus
Zijn traan in mijn ogen
loopt dan over mijn wang
En als de reus schrikt
dan ben ik ook bang
Ik bel je
vertrouw je
Jij weet veel
van reuzen
Jij kent al mijn wolken
Jij weet veel van mij
Zing een lied door de hoorn
in mijn oren
zijn oren
zijn hart
dat van mij
Voor wie houdt van het geluid van duiven en graag wolken ziet voorbij drijven door een dakraam, is mijn atelier het paradijs. Zelf vind ik duiven meesterlijke zangvogels en wolken fantastische overdrijvers.
Het was zaterdagvoormiddag en in ons huis was ieder op zijn manier niets aan het doen.
Mijn niets speelde zich af in mijn atelier. Bij een kop koffie, aan de piano. Met wat verder een potlood, een blad, wat verf.
Uit niets ontstaan kleine dingen die niet veel voorstellen. Gemaakt om ze te maken.
Tegen de middag was er dit liedje. In mijn beste kleuter-Engels, met wat krabbels en simpele akkoorden. Maar het leven kan gewoon simpel zijn (dat is toch de boodschap van dit liedje).
Was zij blauwe gazelle
die graasde in mijn zijn
trok zij met zachte lippen
mijn weifel weg
en ook mijn pijn
Geruisloos, haast onzichtbaar
zag ik haar niet en werd zo kwaad
Ik zocht naar haar
vond haar
te stil
Richtte om meer te horen
Pas toen ik haar ook raakte
vertrok ze met een gil
Geluk is een gazelle
haar kleur is van geen tel
zolang ze graast hoor je haar niet
Pas als ze je verlaat
Pas dan
hoor je haar wel.
(Naar Jacques Prévert:
“On reconnaÎt le bonheur au bruit qu’il fait quand il s’ en va”)
Het is allemaal wat zielig hoor. Maar ik kwam thuis met een nieuw speelgoedje dat me heel blij maakt. Ik wou het aan iemand tonen en erover vertellen en zo. Maar goed, ik was alleen en de schildpad had er geen oren naar. Daarom verwerkte ik het in een vlogje.
Een merel
stelt zijn zwarte vragen
aan lucht vol zonneschijn
Die straal na straal terugtrekt,
plots moet hij ergens anders zijn
En met zijn zwarte veren
oranjegeel het bekje
vliegt hij de zon zo na
tot achter
- of nog verder dan -
het allerlaatste hekje
Blijft hemel achter
met zijn tranen
met wolkenwol als vel
Alleen het kind luistert ernaar
vult emmers voor zijn spel
Spatte zijn spelen om zich heen
zodat de zon weer mee wou doen
het wolkenkleed weer helder scheen
(De merel bleef achter het hekje
een merelliefje zwart en geel
zoent immermeer zijn bekje)
Afgelopen vier dagen werkte ik koortsachtig aan een nieuw prentenboek.
Vier dagen – dat is niet lang voor een prentenboek. Maar langer kon gewoon niet.
Niet dat ik niet meer tijd had, maar het boek zat te veel in mijn hele lijf.
Het maakte mijn stappen hoekig, mijn denken vierkant, mijn woorden boekig.
In die dagen schreef ik geen enkel gedicht, terwijl ik er vaak twee per dag schrijf.
(Niet al mijn gedichten zijn goed, misschien zijn mijn gedichten meestal zelfs niet goed, mijn gedachten worden gewoon gedichten. Of iets dat ik zo ben gaan noemen omdat het helpt om ze zin te geven.)
Ik hou me eraan dagelijks minstens een half uurtje muziek te spelen, omdat ik geloof dat dat een manier is om het te leren. Maar meer dan wat vingeroefeningen zaten er niet in, in die vier dagen.
Eten en drinken deed ik wel nog, met gemak zelfs. Met mensen praten ook, gelukkig.
Maar hetgeen me normaal gezien in evenwicht houdt, boog volledig naar dat boek en dreigde ermee me te doen omvallen.
Vandaag was het boek klaar. Voormiddag bevond ik me in de euforie van iets dat voor mij klopt. Namiddag gaf ik nog een workshop en daarna meende ik te rusten. Echter, toen kwam de muziek weer in mij boven, de poëzie, en al die dingen die ik helemaal niet hoef te doen maar die me in evenwicht houden.
Ik knutselde er een filmpje van, omdat dat me helpt om het zin te geven.
(Van het boek hoor je nog, het gaat over een nijlpaard, een olifant, elf roodwangschildpadden en een bijzonder mooie dag.)