Dat mijn ogen goed zijn, zegt de oogarts. Bijzonder goed. Ik zie ver en dichtbij. Ik zie kleuren, blije gezichten, stilaan een beetje grijs verschijnen in mijn haar, gaten in mijn sokken, die frons op je voorhoofd, het ongeduld van de dame achter me aan te kassa.
Alleen dieptezicht, dat heb ik niet.
Als kind droeg ik een bril. (En dat was ook de reden dat ik toch nog eens op controle wou.) Ik was een erg schele baby. Nu kijk ik nog een beetje scheel, maar dat vind ik niet erg. Het hoort bij me, ik zou me ontwricht voelen als dat ineens anders was.
Toen ik drie jaar was werd ik geopereerd aan strabisme. Daarna kreeg ik een bril en moesten mijn ogen afwisselend afgeplakt worden om een lui oog te vermijden.
Mijn broer deelde dat lot, wij waren de brilapen.
Wij moesten samen naar de oogarts.
Wij verstopten onze bril in de zandbak.
Wij hadden een bril die regelmatig gerepareerd werd met Pattex of met bruine tape.
Het schept een band.
Dat mijn ogen goed zijn, zegt de oogarts. Doordat er vroeger zo goed afgeplakt werd.
Dank u, mama. Alweer.
Share and Enjoy