Het regent niet, het huilt.
Buiten laten wolken zich vallen, hun moed is op.
Buiten kan het boos zijn. Wanneer moed, bij gebrek aan beter, overmoed wordt.
Morgen zal de zon weer schijnen. Of anders overmorgen, of de dag daarna.
Zij richt haar stralen op wat mooi is en laat het groeien. Tot wolken weer stijgen en lachend in de lucht gaan hangen.
Morgen zullen mensen rechtstaan. Dan zien ze een pen, een potlood, een piano, een boek, of anders iets anders. Die maken mooie dingen groter. Tot de mensen hun moed weer oprapen, elkaar dan glimlachend begroeten.
En ik ben blij met het dak dat ik boven mijn hoofd heb, en dat ik de kans krijg om gewoon weer op de zon te wachten.
18 was ik toen dit een hit werd. Bij gebrek aan gitaar speelde ik luchtgitaar, maar eigenlijk was het me om de tekst te doen.
Dit is beslist geen pianoliedje maar
eigenlijk is het me om de tekst te doen.
“Ooit was ik een soldaat”
Ik hoor veel warmte in dit lied. En een vlucht in de fantasie die levens redt.
Vandaar dit gedichtje:
Kom nu
bij me spelen
We spelen toneel
Dit bed
ons theater
We spelen
cowboys en indianen
We spelen piraten
We praten
Koken en eten
alles vergeten -
De boer en zijn hoer
of was het boerin
Dit spel is geen leven
maar geeft het
(heel even)
weer zin
Er is dat woord en nog een woord
dat lachen dat blijft lachen
de mensaap die zijn broer vermoordt
de tram die nooit kan wachten
op sporen die niet stoppen
nooit
Het nu is alweer later
de modderstroom ontoombaar
terwijl ik alleen snak
naar druppels regenwater
Het schreeuwen van een massa
die ik amper ken
die me als standbeeld aanziet
terwijl ik wel omblaasbaar ben
’s Nachts wakker liggen van opwinding. Niet om iets groots, maar om iets kleins dat voor mij wel groot was.
Gisteren was de eerste poëzie avond van “Zeg het met tekst”, de uitgeverij van Koen Snyers. Ik droomde ervan om mijn gedichten op een podium te brengen. Om daar iets muzikaals aan toe te voegen, op mijn eigen manier. In theorie leek het zo haalbaar, en in mijn atelier lukte het ook. Maar vlak voor de avond begon kreeg ik het gevoel bijzonder overmoedig geweest te zijn met mijn voorstel, en daarna belofte, om poëzie voor een publiek te brengen en mijn speelgoedpiano mee te brengen.
De avond begon met een welkomwoord van Koen Snyers, die daarna zijn gedichten op een mooie, vloeiende manier bracht. Na Koen kwam Mona Thijs, die op een natuurlijke manier een krachtige monoloog bracht. Daarna was het de beurt aan Stien Keunen. Haar gedichten zijn met niets te vergelijken: donker en grappig tegelijk. Nathalie De Man en Joris Vaneyghen lieten ons kennismaken met een gevoelig repertoire, dat was genieten. Johan Simons charmeerde met de pretlichtjes in zijn ogen en las verrassende korte gedichten voor. Annelies Leysen voerde de luisteraar helemaal mee in haar eigen wereld, het was daar fijn.
Toen was het mijn beurt. Ik stond op een metershoge springplank en merkte dat ik geen badpak droeg. Ik stond in mijn blootje en springen was de enige optie. Ik haalde diep adem, kneep mijn neus dicht, sloot mijn ogen en sprong. En het ging goed! Het was niet perfect, maar het ging. En dat alleen al was goed. ’s Nachts lag ik wakker van opwinding, van contentement, niet om iets groots, maar om iets kleins dat voor mij groot was. En in gedachten loop ik weer naar de springplank, en ik zal weer springen, badpak of niet.
Een glimpje van de sfeer (dankjewel Hilde, voor de foto en het filmpje)
Een vriendin postte een filmpje waarop ze een lied van Bettie Serveert covert.
Onder de indruk als ik was zocht ik het nummer op. Toegegeven, Bettie reikt niet tot aan de enkels van mijn vriendin. Maar toch, ik hield meteen wel van dat lied (Satisfied). Daarom probeerde ik wat uit op mijn piano.
Vergeef me de tekstuele vrijheid van deze sterk ingekorte versie. Let ook niet op de valse noot, noem dat gewoon Rock ’n Roll.
Het is plezant om via anderen nieuwe muziek te ontdekken. Om me door muziek te laten inspireren en stukjes te schrijven:
We dromen van spelden in een doolhof vol hooi
Van onszelf tegenkomen in een ver verleden
Van dalen op daken vrij zijn in een kooi
Kom, open je ogen en raak me maar aan
Het einde is hemels maar de tocht is bestaan
Inspiratie kan je niet weggeven.
Het kweekt vanzelf als het een warme plek aangeboden krijgt, er is daarom genoeg voor iedereen.
Het is ook zacht en gemakkelijk, het laat zich doorgeven en wordt graag aangenomen (en het heeft een pomponvormig staartje) .
Het was zaterdag gisteren. Voormiddag gaf ik een workshop voor Artforum. Namiddag deed ik wat een mens zoal hoort te doen voor hij het gevoel heeft vrije tijd verdiend te hebben. Daarna maakte ik een schilderij (dat ik hier ook postte). Er kwam een gedicht bij gegleden, en dat was dat. Zo dacht ik.
Vandaag speelde ik een simpel melodietje op de piano.
Ik bekeek het doek dat ik gisteren schilderde en zo kwam er dit filmpje.
Het is zondag nu, het weekend is rond.
Er waren
sporen van regen op het raam
begeerte van wolken
een boot ingeslapen
verbeeldt zich de Vaart
lijnen langs een mond
en sterren in ogen
Bijna ingeslapen
de mijne al toe
toch zie ik nog wel.
Het gloeien van beelden
brandt onder mijn vel
Toen ik vanmorgen opstond was alles wit. De eerste sneeuw, en ik haatte het al meteen.
Er zijn mensen die van sneeuw houden, ze noemen het wit en maagdelijk. Wel, ik hou niet van wit en ook niet van maagdelijk. Ik hou van veel kleuren en van… nu ja.
De kinderen houden nog wel van sneeuw, omwille van de warme chocomelk na school.
Op dezelfde manier geniet ik van de verwarming vol natte sokken en van de droge sokken aan mijn voeten.
En van vier muren vol zelfgemaakte kleuren. Een verwarming die de kilte wegjaagt en klanken die zich aan de lucht opwarmen.