verzinken
in een gezicht
geen vinger
geen blinkend gebit
(Acryl op canvas)
Ik schreef een kortverhaal, maar al schavend werd het een gedicht.
Daar wilde ik een illustratie van maken, maar omdat het niet vlotte werd het een liedje.
De dingen hebben een eigen wil, eigenlijk is dat fijn.
Vroeger hield hij van vrouwen dat was hij nu kwijt
Nu geloofde hij meer in een leven op zich
Hij was zo gaan hechten aan zijn lichaam
diagonaal in een tweepersoonsbed
Hield steeds meer van de stemmen
op zijn televisie, die hij meteen na het opstaan
al had aangezet
‘Nooit laat ik me nog vangen,’ zei hij
dat zei hij steeds weer
Zijn pint knikte zwijgend
Van die zwijgende vrienden
vertrouwde hij meer
Hoe graag hij alleen was zich opsluiten deed hij wel niet
Zo kwam hij een vriend tegen
van vroeger, op straat.
Zo gingen ze samen iets drinken
en hij vroeg hem hoe het
met Rita nu gaat
En hij zei
dat hij nu een groot bed had
voor hem heel alleen, televisie kon kijken
zich niet meer liet vangen
En hij zei dat
een mens iemand nodig heeft
‘Om mee samen te drinken?’
‘Om mee plannen te maken.’
‘En om samen te fietsen.’
‘Om mee samen te praten.’
‘Om je hart eens te luchten.’
‘En de hond uit te laten.’
‘Om het nieuws te bekijken.’
‘Om erover te praten.’
‘Soms een traan weg te pinken.’
‘Want ook wij zijn maar mannen
wij zijn geen soldaten’
Terwijl ze zo zaten, hun bier vol van tranen
kwam de zon alweer op
toen ze afscheid namen
En hij ging weer naar huis toe
lag daar schuin in zijn bed
een lach op zijn mond
zijn warme hand
op zijn vel
Wou hij best nog alleen zijn
maar soms samen
ook wel
Ik wilde net bloemen gaan zaaien
nu blijkt het al winter te zijn
en dagen zijn kort in december
de vogels gaan vliegen
of wachten
op vet en vers water
wat zaad kruimels brood
augustus is maanden
geleden gaan varen
geen kat die nog zwaait
want de zomer is dood
En ik blijf hier
weer met jou achter
gekromd in de regen
Kijken we door druppels
doorzichtig op ruiten
dan zien we toch leven
We zijn weer verkouden
maar worden weer beter
Hoe lijkt dit op
achterwaarts lopen
verlangen naar velden
vol vrijen en overrijp graan
Toch, als je je omdraait
is achterwaarts lopen
een vorm van
vooruitgaan
Dit lopen klinkt krakend
smaakt naar ui en kruidnagel
het struikelt zelfs traag
of het kruipt gaat niet vlug
Maar wie loopt ziet
dat niets ooit echt dood is
Zelfs de zomer komt terug